De Provincie Pest is een van de grootste komitaten van Hongarije, met een oppervlakte van 6393 km2. Na de hoofdstad Boedapest heeft het de grootste bevolking van alle provincies, namelijk ca. 1,1 miljoen; de bevolkingsdichtheid is 159, het hoogste van het land. Toch is dit nog altijd lager dan dat van de dunstbevolkte provincie in Nederland, Drenthe (174 inw./km2). De hoofdstad is Boedapest, hoewel die stad niet tot de provincie behoort, maar een eigen stadsprovincie is. Toch is deze stad zonder enige twijfel het (enige) centrum van de provincie, die in 1950 gevormd is in haar huidige vorm; daarvóór was het nog veel groter, toen ook de oude komitaten Kiskun en Solt erbij hoorden, het gebied rond en ten zuiden en westen van de stad Kecskemét. De grootste ‘stad’ van de Provincie Pest is Érd, met inmiddels ruim 60.000 inwoners die vrijwel alleen in vrijstaande eengezinswoningen wonen, de grootste en meest uitgestrekte voorstad van Boedapest. Sowieso wonen de meeste mensen van Pest in de nabijheid van Boedapest. Een stad van enige alure is Gödöllő (ca. 30.000 inw.), waar het voormalige slot van keizerin Sissy staat. Deze stad ligt iets ten oosten van Boedapest en heeft o.a. een grote universiteit. Veel plaatsen in Pest zijn uit de kluiten gegroeide zeer langgerekte lintdorpen, dikwijls met nog een groot aandeel zandwegen. Het is verbazingwekkend hoezeer de ontwikkeling vaak achterligt qua voorzieningen op veel meer perifere plattelandsregio’s in Hongarije; zeker in vergelijking met Transdanubië is dit het geval. Waar in Baranya bijvoorbeeld bijna elk dorp beschikt over internet, riolering en aardgas, is dit in de meeste dorpjes en dorpen in Pest (nog) niet het geval. De infrastructuur is wel goed ontwikkeld, in alle richtingen zijn inmiddels autosnelwegen uitgebouwd en er is een wijdvertakt spoorwegnetwerk. Er zijn voorts enkele plattelandsstadjes, de grootste plaats daarvan is Cegléd, in het zuidoosten van de provincie. In dit spoorwegknooppunt wonen ca. 39.000 mensen en de stad biedt diverse voorzieningen als verzorgingsplaats. Even zuidelijker ligt het eigenlijk mooiere en aangenamere Nagykőrös (ca. 26.000 inw.), het centrum van een goed ontwikkeld land- en tuinbouwgebied. Andere centrumplaatsen zijn Nagykáta, Nagymaros, het oude net ten noorden van Boedapest gelegen Vác, Monor en Ráckevé. Een bij veel toeristen geliefd stadje is Szentendre, dat net ten noorden van Boedapest aan de Donau ligt; naast een oud stadscentrum is hier o.a. ook een openluchtmuseum te vinden. Wat in Pest vooral opvalt is het vlakke landschap, grote delen zijn redelijk vergelijkbaar met het noorden en oosten van Nederland en dichter rond de hoofdstad met de Brabantse zandgronden. In het oosten, bij de Heuvels van Gödöllö, lijkt het een beetje op Zuid-Limburg; deze glooiïngen strekken zich geleidelijk uit tot het ten oosten van Pest gelegen Mátragebergte. Kenmerkend voor de bebouwing zijn naast de vele wegdorpen, de typische tanya’s, verspreid over het land gelegen bebouwingsclusters, waar, wederom net als in Nederland, huizen buiten de dorpen in groepjes langs een zandweg of pad bijeen staan in de velden. In sommige gevallen wonen er meer mensen buiten dan in het dorp zelf. In deze streken vinden we ook nog resten van de uitgestrekte poesta’s, de laatste steppes van Europa. Rust en ruimte zijn hier de trefwoorden, tezamen met de uitgestrekte bossen. Voor andere mensen zouden deze begrippen kunnen leiden tot eenzaamheid, met name in de soms lange winters. Het gebied is het centrum van het land, dat doorsneden wordt door de Donau. Er wonen hier relatief weinig buitenlanders, behalve Nederlanders en tegenwoordig ook meer Vlamingen. Zij zijn met name te vinden in het gebied tussen en rondom de steden Cegléd en Nagykőrös. Een wellicht onterecht wat vergeten en onbekend gebied, althans bij Nederlanders en Belgen, is het uiterste noorden, de streek Börzsöny, op de grens met Slowakije. Dit is een erg gevarieerd gebied met natuur, bossen en heuvels.