Het schilderachtige dorpje Váralja (ca. 1000inw.), in de Provincie Tolna, ligt temidden aan een snelstromend beekje uit de bergen, aan de de voet van de Zengö, de hoogste berg (682 m.) van het Mecsekgebergte en Zuid-Hongarije. Vanuit vrijwel het gehele dorp heeft men een vrij uitzicht over de omgeving met heuvels en bossen. Aan de rand van het plaatsje is mijnschacht welke bezichtigd kan worden. De dorpsstraat van dit langgerekte dorp (3 km.) loopt dood in de vallei bij het zeer geliefde “Parkerdő” (Bospark), alwaar een vismeer, groene weiden met picknickplaatsen en ruiter- en wandelpaden de bossen in starten. Daarvandaan kronkelen diverse paden verder de heuvels in, parallel aan het beekje, verder het beekdal in. Na een paar honderd meter bereikt men enkele waterbronnen, watervalletjes en nog een meer om te vissen. In de directe nabijheid eindeloze bossen, drie meren (om te zwemmen of te vissen) en het uitgestrekte Natuurgebied Oostelijke Mecsek (“Kelet-Mecsek Tájvédelmi Körzet”). Het dorpje, met een basisvoorzieningenniveau (deels tezamen met het naastgelegen Nagymányok), wordt ontsloten zowel per goed begaanbare wegen als per openbaarbaar vervoer door diverse bussen en het treinstation van het plaatsje. Daarnaast ligt het stadje Bonyhád op slechts 5 km, alwaar alle overige voorzieningen voor handen zijn.
