Zabar is een dorpje en gemeente in Noord-Hongarije, gelegen in het uiterste noordoosten van het comitaat (provincie) Nógrád, precies op de grens met de comitaten Heves en Borsod-Abaúj-Zemplén en direct tegen de grens met Slowakije aan. De gemeente ligt in een zeer bosrijke en heuvelrijke omgeving, in de zogenoemde Tarnai Heuvels, genoemd naar het beekje Tarna, dat door de gemeente stroomt. Vanaf de omliggende heuvels heeft men weide vergezichten over het Noord-Hongaarse Middelgebergte, alsmede de bergen in Slowakije. Zabar stamt uit de Late Middeleeuwen en is sindsdien altijd bewoond geweest. Feitelijk bestaat het dorp uit twee duidelijk afzonderlijke delen: Zabar-dorp en het ongeveer 1 km. westelijker, langs de doorgaande weg van Cered naar istenmezeje gelegen Kúlső-Zabar (Buiten-Zabar); daarnaast zijn er nog enkele thans vrijwel geheel onbewoonde voormalige buurtschappen binnen het gebie van de gemeente: Bárkányitanya, Hegyesbükkpuszta, Kútágapuszta, Malomútpuszta, Szőlőalja. De gemeente Zabar telt een kleine 500 inwoners en bestaat uit meerdere rustige deels doorgaande, deels doodlopende zijstraten, die overgaan in zandwegen de beboste heuvels in. Het dorp is opvallend ruim en groen van opzet, met veel plantsoenen en weides en akkers tussen de straten in. Er is een kruidenierswinkeltje en verder zijn er nog enkele basisvoorzieningen in Zabar, aanvullende voorzieningen zijn in de iets grotere buurdorpen Cered en Istenmezeje en voor overige zaken kan men terecht in de provinciehoofdstad Salgótarján en de stad Ózd, beide op ongeveer 25 km. De bevolking is vrijwel geheel Hongaars, in Zabar (en de omliggende dorpen Szilaspogony en Cered) verblijven diverse buitenlanders, waaronder Nederlanders en Belgen. In de directe omgeving zijn enkele populaire vismeren, verder zijn er enkele maneges en de streek leent zich uitstekend voor mountainbike, wandelen en jagen en bij voldoende sneeuw ook wintersporten. De plaats is het gehele jaar door goed bereikbaar over een doorgaande weg en wordt aangedaan door enkele buslijnen.
